Studies over ongeschiktheid opgemaakt door onze Dienst voor uitkeringen
Studies gepubliceerd in 2018
In 2016 oefenden in totaal 8.833 arbeidsongeschikte zelfstandigen minstens 1 dag een activiteit uit met toestemming van de adviserend arts. Van de 4.502 zelfstandigen die tijdens 2016 hun activiteit hebben stopgezet, heeft 31,29 % opnieuw de vorige of een andere activiteit hervat. Hoe vlugger de adviserend arts van het ziekenfonds beslist om een deeltijdse activiteit toe te staan, hoe groter de slaagkansen voor het hernemen van de volledige activiteit. Toestemmingen verleend binnen 3 tot 6 maanden na het begin van de arbeidsongeschiktheid, leiden bij uittreden respectievelijk in 48,26 % en 38,10 % tot een voltijdse hervatting van de activiteit.
Toestemming geven aan arbeidsongeschikte gerechtigde loontrekkenden om zich via een deeltijdse activiteit opnieuw te integreren op de arbeidsmarkt, zit duidelijk in de lift. In 2016 oefenden in totaal 72.334 gerechtigden een deeltijdse activiteit uit. Van de 28.000 gerechtigden die in 2016 hun deeltijdse activiteit hebben stopgezet, heeft 48,97 % opnieuw voltijds het werk hervat. Voor toelatingen om een deeltijdse activiteit uit te oefenen die gegeven zijn binnen 6 maanden na het begin van de arbeidsongeschiktheid, loopt dat percentage op tot meer dan 50 %.
Deze studie analyseert het ziekteverzuim na de periode van het gewaarborgd loon.
Enkele conclusies uit de studie:
- Psychische problemen en musculoskeletale aandoeningen zijn de belangrijkste oorzaken van arbeidsongeschiktheid.
- Het ziekteverzuim is in 2016 voor eerst sinds 2012 afgenomen. Deze daling is te wijten aan de daling van het ziekteverzuim bij werklozen. Bij de actieven is het ziekteverzuim stabiel gebleven.
- Arbeiders zijn vaker afwezig wegens ziekte dan bedienden.
- Vrouwen zijn vaker afwezig wegens ziekte dan mannen.
- Personen die een statuut hebben van werkloze blijven langer ziek dan werknemers of zelfstandigen die ziek worden.
- Het ziekteverzuim neemt toe met de leeftijd.
- De belangrijkste uitdagingen voor het terugdringen van het ziekteverzuim zijn:
- preventieve maatregelen
- re-integratie van arbeidsongeschikte personen naar de arbeidsmarkt.
Het aantal invalide werknemers (loontrekkenden) is de afgelopen 20 jaar (1997-2016) gestegen tot 366.293. Dat is een stijging van 113,08 %. Het aantal invalide zelfstandigen stijgt in dezelfde periode tot 24.472 een beperktere stijging van 49,43 %. Het aantal invaliden in 2016 stijgt minder sterk dan in de voorbije jaren. Een aantal demografische factoren, die gelijklopend zijn voor beide regelingen, verklaren dat. Denk maar aan de veroudering van de bevolking en de toename van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn er toch ook een aantal belangrijke verschillen merkbaar tussen de beide regelingen. Deze studie onderzoekt de verschillen op het vlak van de invaliditeitsgraad, de leeftijd, de duur en de ziektegroep die aanleiding geeft tot arbeidsongeschiktheid.
Studies gepubliceerd in 2017
In 2015 oefenden in totaal 8.230 arbeidsongeschikte zelfstandigen minstens 1 dag een activiteit uit met toestemming van de adviserend arts. Van de 4.294 zelfstandigen die tijdens 2015 hun activiteit hebben stopgezet, heeft 33,16 % opnieuw de vorige of een andere activiteit hervat. Hoe vlugger de adviserend arts van het ziekenfonds beslist om een deeltijdse activiteit toe te staan, hoe groter de slaagkansen voor het hernemen van de volledige activiteit. Toestemmingen verleend binnen 3 tot 6 maanden na het begin van de arbeidsongeschiktheid, leiden bij uittreden respectievelijk in 49,45 % en 39,41 % tot een voltijdse hervatting van de activiteit.
Toestemming geven aan arbeidsongeschikte gerechtigde loontrekkenden om zich via een deeltijdse activiteit opnieuw te integreren op de arbeidsmarkt, zit duidelijk in de lift. In 2015 oefenden in totaal 61.354 gerechtigden een deeltijdse activiteit uit. Van de 23.261 gerechtigden die in 2015 hun deeltijdse activiteit hebben stopgezet, heeft 47,44 % opnieuw voltijds het werk hervat. Voor toelatingen om een deeltijdse activiteit uit te oefenen die gegeven zijn binnen 6 maanden na het begin van de arbeidsongeschiktheid, loopt dat percentage op tot meer dan 50 %.
Deze studie analyseert het ziekteverzuim na de periode van het gewaarborgd loon.
Enkele conclusies uit de studie:
- Psychische problemen en musculoskeletale aandoeningen zijn de belangrijkste oorzaken van arbeidsongeschiktheid.
- Het ziekteverzuim stijgt tussen 2010 en 2011, om in 2012 te stabiliseren. Vanaf 2013 neemt het ziekteverzuim opnieuw toe.
- Arbeiders zijn vaker afwezig wegens ziekte dan bedienden.
- Vrouwen zijn vaker afwezig wegens ziekte dan mannen.
- Personen die een statuut hebben van werkloze blijven langer ziek dan werknemers of zelfstandigen die ziek worden.
- Het ziekteverzuim neemt toe met de leeftijd. In de toekomst zal dat waarschijnlijk blijven stijgen door:
- de vergrijzing van de beroepsbevolking
- het verlengen van de pensioenleeftijd.
- De belangrijkste uitdagingen voor het terugdringen van het ziekteverzuim zijn:
- preventieve maatregelen
- re-integratie van arbeidsongeschikte personen naar de arbeidsmarkt.
Het aantal invalide werknemers (loontrekkenden) is de afgelopen 20 jaar (1996-2015) gestegen tot 346.971. Dat is een stijging van 104,30 %. Het aantal invalide zelfstandigen stijgt in dezelfde periode tot 23.437: een beperktere stijging van 40,38 %. Een aantal demografische factoren, die gelijklopend zijn voor beide regelingen, verklaren dat. Denk maar aan de veroudering van de bevolking en de toename van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn er toch ook een aantal belangrijke verschillen merkbaar tussen de beide regelingen. Deze studie onderzoekt de verschillen op het vlak van de invaliditeitsgraad, de leeftijd, de duur en de ziektegroep die aanleiding geeft tot arbeidsongeschiktheid.
Studies gepubliceerd in 2016
In 2014 oefenden in totaal 7.113 arbeidsongeschikte zelfstandigen minstens één dag een activiteit uit met toestemming van de adviserend arts. Van de 3.949 zelfstandigen die tijdens 2014 hun activiteit hebben stopgezet, heeft 27,94% terug de vorige of een andere activiteit hervat. Hoe vlugger de adviserend arts van het ziekenfonds beslist om een deeltijdse activiteit toe te staan, hoe groter de slaagkansen voor het hernemen van de volledige activiteit. Toestemmingen die binnen de drie tot zes maanden na het begin van de arbeidsongeschiktheid worden verleend, leiden bij uittreden respectievelijk in 42,79% en 31,26% tot een voltijdse hervatting van de activiteit.
Het geven van een toestemming om arbeidsongeschikte gerechtigde loontrekkenden via een deeltijdse activiteit opnieuw te integreren op de arbeidsmarkt zit duidelijk in de lift. In 2014 oefenden in totaal 54.620 gerechtigden een deeltijdse activiteit uit. Van de 21.055 gerechtigden die in 2014 hun deeltijdse activiteit hebben stopgezet, heeft 44,78% terug voltijds het werk hervat. In het geval de toelating tot het uitoefenen van een deeltijdse activiteit wordt gegeven binnen de 6 maanden na het begin van de arbeidsongeschiktheid, loopt dit percentage op tot meer dan 50%.
De studie analyseert het ziekteverzuim na de periode van het gewaarborgd loon.
Enkele conclusies uit de studie:
- Psychische problemen en musculoskeletale aandoeningen zijn de belangrijkste oorzaken van arbeidsongeschiktheid.
- Het ziekteverzuim stijgt in de periode 2009 tot 2011 om in 2012 te stabiliseren. Vanaf 2013 neemt het ziekteverzuim opnieuw toe.
- Arbeiders zijn vaker afwezig wegens ziekte dan bedienden.
- Vrouwen zijn vaker afwezig wegens ziekte dan mannen.
- Personen die een statuut hebben als werkloze blijven langer ziek dan werknemers of zelfstandigen die ziek vallen.
- Het ziekteverzuim neemt toe met de leeftijd. In de toekomst zal dit waarschijnlijk blijven stijgen door:
- de vergrijzing van de beroepsbevolking,
- het verlengen van de pensioenleeftijd.
- De belangrijkste uitdagingen voor het terugdringen van het ziekteverzuim zijn:
- preventieve maatregelen
- re-integratie van arbeidsongeschikte personen naar de arbeidsmarkt.
Aan sociaal verzekerden werd in de loop van 2014 70.306.507,07 € aan uitkeringen ten onrechte uitbetaald. In verhouding tot hun uitgaven voor prestaties bedraagt het aantal door de verzekeringsinstellingen foutief uitgevoerde betalingen 1%.
Ongeveer 1/3 (33,47%) van dit bedrag is het gevolg van een fout, vergissing of nalatigheid van de verzekeringsinstellingen. Bij de overige 2/3 (66,53%) werd door de verzekeringsinstellingen aangegeven dat geen fout van hen aan de basis lag van de foutieve betalingen.
De voornaamste reden van een foutieve betaling in arbeidsongeschiktheid of in moederschapsrust ligt bij een niet tijdige kennisgeving aan de verzekeringsinstellingen van een werkhervatting of een terugkeer naar de werkloosheid of een laattijdige behandeling ervan.
Studies gepubliceerd in 2015
Het aantal invalide werknemers (loontrekkenden) is de afgelopen 20 jaar (1995-2014) gestegen tot 321.573. Dat is een stijging van 91,32 % . Het aantal invalide zelfstandigen stijgt in dezelfde periode tot 22.353: een beperktere stijging van 31,62 %. Een aantal demografische factoren, die gelijklopend zijn voor beide regelingen, verklaren dat. Denk maar aan de veroudering van de bevolking en de toename van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn er toch ook een aantal belangrijke verschillen merkbaar tussen de beide regelingen. Deze studie onderzoekt de verschillen op het vlak van de invaliditeitsgraad, de leeftijd, de duur en de ziektegroep die aanleiding geeft tot arbeidsongeschiktheid.
Ziekteverzuim in de periode van primaire arbeidsongeschiktheid - Analyse en verklarende factoren
De studie analyseert het ziekteverzuim na de periode van het gewaarborgd loon.
Enkele conclusies uit de studie:
- Psychische problemen en musculoskeletale aandoeningen zijn de belangrijkste oorzaken van arbeidsongeschiktheid.
- In de periode 2009 tot 2011 stijgt het ziekteverzuim. Vanaf 2012 blijft het constant.
- Arbeiders zijn vaker afwezig wegens ziekte dan bedienden.
- Vrouwen zijn vaker afwezig wegens ziekte dan mannen.
- Personen die een statuut hebben als werkloze blijven langer ziek dan werknemers of zelfstandigen die ziek vallen.
- Het ziekteverzuim neemt toe met de leeftijd. In de toekomst zal dit waarschijnlijk blijven stijgen door:
- de vergrijzing van de beroepsbevolking,
- het verlengen van de pensioenleeftijd.
- De belangrijkste uitdagingen voor het terugdringen van het ziekteverzuim zijn:
- preventieve maatregelen
- re-integratie van arbeidsongeschikte personen naar de arbeidsmarkt.
Studies gepubliceerd in 2014
Het aantal invalide werknemers (loontrekkenden) is de afgelopen 20 jaar (1994-2013) gestegen tot 299.408. Dat is een stijging van 80,16 %. Het aantal invalide zelfstandigen stijgt in dezelfde periode tot 21.415: een beperktere stijging van 23,59 %. Een aantal demografische factoren, die gelijklopend zijn voor beide regelingen, verklaren dat. Denk maar aan de veroudering van de bevolking en de toename van het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn er toch ook een aantal belangrijke verschillen merkbaar tussen de beide regelingen. Deze studie onderzoekt de verschillen op het vlak van de invaliditeitsgraad, de leeftijd, de duur en de ziektegroep die aanleiding geeft tot arbeidsongeschiktheid.
Het geven van een toestemming om arbeidsongeschikte gerechtigde loontrekkenden via een deeltijdse activiteit opnieuw te integreren op de arbeidsmarkt zit duidelijk in de lift. In 2013 oefenden in totaal 48.102 gerechtigden een deeltijdse activiteit uit. Van de 19.568 gerechtigden die in 2013 hun deeltijdse activiteit hebben stopgezet, heeft 40,23% terug voltijds het werk hervat. In het geval de toelating tot het uitoefenen van een deeltijdse activiteit wordt gegeven binnen de 6 maanden na het begin van de arbeidsongeschiktheid, loopt dit percentage op tot meer dan 45%.
In 2013 oefenden in totaal 6.758 arbeidsongeschikte zelfstandigen minstens één dag een activiteit uit met toestemming van de adviserend arts. Van de 3.893 zelfstandigen die tijdens 2013 hun activiteit hebben stopgezet, heeft 26,37% terug de vorige of een andere activiteit hervat. Hoe vlugger de adviserend arts van het ziekenfonds beslist om een deeltijdse activiteit toe te staan, hoe groter de slaagkansen voor het hernemen van de volledige activiteit. Toestemmingen die binnen de drie tot zes maanden na het begin van de arbeidsongeschiktheid worden verleend, leiden bij uittreden respectievelijk in 40,64% en 31,38% tot een voltijdse hervatting van de activiteit.
Studies gepubliceerd in 2013
De gemiddelde invaliditeitsuitgaven per uitkeringsgerechtigde liggen in Wallonië 20,63% hoger dan het Belgisch gemiddelde. In Vlaanderen en Brussel liggen deze uitgaven respectievelijk 8,76% en 11,19% lager dan dit gemiddelde. Een gedeeltelijke verklaring kan gevonden worden in het feit dat in Wallonië meer uitkeringen met gezinslast worden uitbetaald en dat Wallonië proportioneel meer arbeiders dan bedienden telt. Anderzijds bepalen economische verschillen over de gewesten heen mee de uitgavencijfers. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië zijn factoren zoals een lage opleidingsgraad, een laag inkomen en een lage werkgelegenheidsgraad positief gelinkt met het aantal invaliden.
In 2012 oefenden in totaal 6.412 arbeidsongeschikte zelfstandigen minstens één dag een activiteit uit met toestemming van de adviserend arts. Van de 3.984 zelfstandigen die tijdens 2012 hun activiteit hebben stopgezet, heeft 26,61% terug de vorige of een andere activiteit hervat. Hoe vlugger de adviserend arts van het ziekenfonds beslist om een deeltijdse activiteit toe te staan, hoe groter de slaagkansen voor het hernemen van de volledige activiteit. Toestemmingen die binnen de drie tot zes maanden na het begin van de arbeidsongeschiktheid worden verleend, leiden bij uittreden respectievelijk in 40,16% en 33,57% tot een voltijdse hervatting van de activiteit.
Het geven van een toestemming om arbeidsongeschikte gerechtigde loontrekkenden via een deeltijdse activiteit opnieuw te integreren op de arbeidsmarkt zit duidelijk in de lift. In 2012 oefenden in totaal 44.355 gerechtigden een deeltijdse activiteit uit. Van de 18.386 gerechtigden die in 2012 hun deeltijdse activiteit hebben stopgezet, heeft 39,52% terug voltijds het werk hervat. In het geval de toelating tot het uitoefenen van een deeltijdse activiteit wordt gegeven binnen de 6 maanden na het begin van de arbeidsongeschiktheid, loopt dit percentage op tot meer dan 45%.
Het aantal aanvragen voor socio-professionele re-integratie is in stijgende lijn. Op een totaal van 2466 aanvragen in de Hoge Commissie van de GRI tussen 2010 en 2012, werden er 2437 toegekend. Het percentage van positieve beslissingen is dus 97%.
Dit impliceert dat 1025 personen in arbeidsongeschiktheid een opleidingstraject konden starten.
- De gerechtigden die een programma van beroepsherscholing volgen zijn hoofdzakelijk mannen (53,41%), met een leeftijd van 31 tot 45 jaar, wonende in Wallonië (70%) behorende tot de categorie van de werknemers.
- De 2 voornaamste oorzaken van intrede in arbeidsongeschiktheid van de gerechtigden die een programma beroepsherscholing volgen zijn musculoskeletale aandoeningen (27%) en mentale stoornissen (20%). Het feit dat deze twee groepen aandoeningen de voornaamste oorzaak zijn van arbeidsongeschiktheid, komt overeen met de vastgestelde tendensen in andere OESO-landen.
Het aantal invaliden is de afgelopen 10 jaar (1993-2012) gestegen met 72,1% tot 283.541 . Deze toename kan gedeeltelijk worden verklaard door demografische factoren en evoluties op de arbeidsmarkt. Een verouderde bevolking en de grotere deelname van vrouwen op de arbeidsmarkt, in combinatie met de verhoging van de pensioenleeftijd voor vrouwen, leiden tot een verhoging van het aantal invaliden. Verder nemen nieuwe ziektebeelden zoals musculoskeletale aandoeningen en vooral psychische problemen toe. Verbanden met werkstress en moeilijkere werkomstandigheden in combinatie met problemen in de privésfeer, kunnen hier een verklaring bieden.