print

Statistieken over de primaire arbeidsongeschiktheid van werknemers en werklozen in 2014

Dit zijn statistieken over werknemers in de privésector en werklozen (algemeen regime van de uitkeringen) die minder dan 1 jaar arbeidsongeschikt zijn (primaire arbeidsongeschiktheid).
Indien een persoon na één jaar nog altijd arbeidsongeschikt erkend is, zal hij intreden in de “periode van invaliditeit”. De cijfers op deze pagina, hebben geen betrekking op de personen erkend als invalide.

Op deze pagina:

 

Aantal primaire uitkeringsgerechtigden

Het aantal primaire uitkeringsgerechtigden (PUG) stemt overeen met het aantal gerechtigden verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid, verminderd met het aantal invaliden. Concreet gaat het over de actieve werknemers, de werklozen, de werknemers in de periode van het gewaarborgd loon en de gerechtigden erkend in de periode van primaire arbeidsongeschiktheid.

Elke toename van deze populatie kan een stijging van het aantal gevallen in primaire arbeidsongeschiktheid en van het aantal erkende invaliden tot gevolg hebben.

Het analyseren van het aantal primaire uitkeringsgerechtigden kan bijgevolg belangrijk blijken om de evoluties te verklaren in de statistieken over de primaire arbeidsongeschiktheid en de invaliditeit.

Tussen 2010 en 2014 is het aantal verzekerden met 1,21% toegenomen: bij de vrouwen is er een toename met 1,85%, bij de mannen met 0,62%. Het groeipercentage ligt bij de vrouwen ongeveer drie keer hoger dan bij de mannen. Deze tendens kan onder andere verklaard worden door:

  • de stijgende participatiegraad van vrouwen op de arbeidsmarkt
  • de vergrijzing van de bevolking.

Aantal loontrekkenden en werklozen in primaire arbeidsongeschiktheid – Evolutie 2010-2014 per sociale stand, geslacht, leeftijd

Aantal uitkeringsdagen in primaire arbeidsongeschiktheid, de uitgekeerde bedragen en de gemiddelde dagelijkse uitkering

Dagen en uitgekeerde bedragen

Het aantal dagen en uitgekeerde bedragen ligt hoger bij de arbeiders dan bij de bedienden. Er zijn 2  factoren die deze tendens kunnen verklaren:

  • de duur van de periode van het gewaarborgd loon: deze periode is korter bij arbeiders (2 kalenderweken) dan bij bedienden (30 dagen). De arbeiders vallen dus sneller ten laste van de uitkeringsverzekering.
  • de aard van het geleverde werk: de arbeiders voeren over het algemeen taken uit die fysiek meer belastend en gevaarlijker zijn dan deze van bedienden. Ze lopen bijgevolg een groter risico op letsels en ongevallen die een periode van arbeidsongeschiktheid tot gevolg hebben.

In 2014 werden van het totaal aantal vergoede dagen 34,73% aan mannelijke arbeiders en 33,29% aan arbeidsters uitgekeerd. Voor de bedienden bedroegen de percentages 8,28% bij de mannen en 23,70% bij de vrouwen. Over de periode 2010-2014 steeg het aantal vergoede dagen het sterkst bij de vrouwelijke bedienden (+25,93%).

Gemiddelde dagelijkse uitkering

De beperkte stijging van de gemiddelde dagelijkse uitkering tussen 2013 en 2014 (+0,78%) kan voornamelijk verklaard worden doordat er in de loop van het jaar geen aanpassingen van de uitkeringen aan de gezondheidsindex (indexaties) hebben plaatsgevonden, en doordat de overheid in 2014 geen enkele maatregel heeft genomen om de bedragen van de uitkeringen in primaire arbeidsongeschiktheid te herwaarderen.
Enkel de lichte groei van de lonen in de loop van 2014 zou een verklaring kunnen geven voor de beperkte toename van de gemiddelde dagelijkse uitkering. De bedragen van de uitkeringen worden immers berekend op basis van een percentage van het inkomen of de werkloosheidsuitkering van de gerechtigde, vastgesteld bij  het begin van de periode van ongeschiktheid.

Aantal dagen en bedragen van uitkeringen – Evolutie en splitsing per sociale stand en geslacht.

Aantal uitgekeerde ziektegevallen

Voor een beter begrip van de gegevens in deze tabellen en grafieken:

  • Deze cijfers hebben enkel betrekking op de ziektegevallen waarvan de arbeidsongeschiktheid beëindigd werd in de loop van elk van de bestudeerde jaren (2010 tot 2014).
  • Deze cijfers bevatten niet de gevallen waarvoor de duur van ongeschiktheid de periode van het gewaarborgd loon niet overschrijdt (14 dagen voor arbeiders en 30 dagen voor bedienden), en die m.a.w. niet ten laste vallen van de uitkeringsverzekering. Indien de ongeschiktheid echter verder loopt dan de periode van het gewaarborgd loon, dan zal het geval geregistreerd worden voor de totale duur van de ongeschiktheid.
  • De gevallen waarbij de duur kleiner is dan 15 dagen hebben vooral betrekking op werklozen, die reeds vanaf de eerste dag ten laste van de uitkeringsverzekering vallen.
  • De periode tussen 338 en 365 dagen herneemt hoofdzakelijk de ziektegevallen die 1 jaar ongeschiktheid hebben bereikt, en die naar alle waarschijnlijkheid in invaliditeit zullen intreden.

In 25,63% van de gevallen bevindt de duur van de ongeschiktheid zich tussen 15 en 42 dagen.
Bij 17,44% van de gevallen kan een duur tussen 43 en 70 dagen worden vastgesteld.
Vervolgens neemt het aantal gevallen stelselmatig af naarmate de duur van de ongeschiktheid toeneemt. De enige uitzondering is de laatste categorie van arbeidsongeschiktheidsduur: in 14,11% van de gevallen duurt de ongeschiktheid tussen de 338 en 365 dagen. Het betreft hier de gerechtigden waarvan de duur van ongeschiktheid 1 jaar heeft bereikt en die naar alle waarschijnlijkheid hun 2e jaar van ongeschiktheid zullen aanvatten, namelijk de periode van invaliditeit.

Aantal ziektegevallen met uitkering in primaire ongeschiktheid – Evolutie, onderverdelingen en gemiddelden

Contacten

Dienst uitkeringen - Directie financiën en statistieken

Tel: +32(0)2 739 76 83

E-mail: finstat@riziv-inami.fgov.be